kanker - een rollercoaster
U moet voor de zekerheid toch maar een darmonderzoek ondergaan, zei de huisarts. Het was het begin van een rollercaoster waar we in terecht kwamen. In het begin, als de rollercoaster nog langzaam omhoog gaat, valt het allemaal nog wel mee. Maar naarmate dat onderzoek dichterbij, de rollercoaster hoger klimt, wordt je onrustiger en ziet steeds meer op tegen dat onderzoek. Je realiseert je dat de uitslag negatief zou kunnen uitpakken en je ziet steeds meer op tegen dat onderzoek. Eigenlijk niet dat onderzoek zelf, maar de uitslag. In je onrust zoek je naar God. Zoals me dat wel vaker is overkomen in mijn leven. Als het leven voor de wind gaat, lijk je God wat minder nodig te hebben, maar als het leven moeilijk wordt weet je God te vinden. Soms vraag ik me wel eens af of God niet moe wordt van mij. Je bidt om kracht en dat het onderzoek een goede uitslag oplevert. Je wordt rustiger en krijgt vertrouwen in de aanloop naar de onderzoek. God heeft je rust gegeven, dat geeft vertrouwen dat het allemaal wel goed zal komen.
Dan is daar de dag van dat onderzoek. Je maakt je gereed en wacht tot je aan de beurt bent. Er wachten meer mensen en in de tussentijd zie en hoor je de procedure. Ik zie hoe mensen die het onderzoek hebben gehad een envelop krijgen met een 'voorlopige' uitslag en weer naar huis kunnen gaan. Dan ben ik aan de beurt. Het onderzoek valt mee en als ik weer terug ben in de zaal wacht ik op mijn envelopje om weer naar huis te kunnen gaan. Maar die enveloppe komt niet. Wel komt de dokter zelf, met een uitnodiging om even bij hem binnen te komen. En dan weet je het al, dit is niet goed. Hij draaide er ook niet om heen, u heeft darmkanker, vertelde hij. Dat is het moment dat de grond onder je voeten weg zakt. Het klonk als een doodvonnis. De rollercaoster dondert ineens met een rotgang naar beneden. En zo voelde het op dat moment ook. De geruststellende woorden van de dokter, die na die mededeling kwamen, hoorde ik niet meer. De eerste schrik en ontsteltenis konden door die woorden niet worden weggenomen. En een tijdje later, als je weer op weg naar huis bent, komen ook twijfels op. Je had zo gebeden, je had rust ervaren, de zekerheid dat alles goed zou komen. Was het God dan niet geweest, die me die rust gaf? Heb ik me dan zo vergist? Was dat dan mijn eigen gedachte, waarmee ik mezelf gerust heb gesteld?
Een vervolgonderzoek moest uitwijzen hoe ernstig het was en hoe ik behandeld kon worden. Het was een week vol onzekerheid. Was dit dan het einde? Nog niet zo lang geleden vieren we ons 45 jarig huwelijksfeest. Tot de dood ons scheidt, hebben we elkaar 45 jaar geleden beloofd. Is dat moment dan nu aangebroken? Ik bedacht, hoe vaak ik zelf bij mensen heb gezeten, bij hun sterfbed. Of bij mensen die te horen hadden gekregen dat hun leven aan het einde was gekomen. Mooie gesprekken waren dat. Gesprekken over geloof en welke rol her geloof had gespeeld in het leven. Over verwachtingen, over dood en leven, over hoe het zou zijn aan de andere kant van het leven. Samen baden we dan aan het eind van zo'n gesprek. Maar nu kwamen al die woorden, die je ooit tegen anderen had gezegd, al die gebeden die je samen had gebeden, ineens heel dicht bij jezelf. Je beseft ineens hoe die woorden klinken. En er is één vraag, Heer, waarom ik, waarom nu?
Het was ook een week vol angst. De rollercoaster nam de ene looping na de andere. Elke houvast leek ik kwijt te zijn. Nee, ik hoor niet bang te zijn voor de dood, ik weet mijn bestemming. Maar toch, er was angst om het leven los te laten. Ik was daar nog niet aan toe. Ik had nog zoveel om voor te leven. Ik moest veel en vaak denken aan het Bijbelverhaal over de rijke jongeling. Jezus zei hem, doe alles wat je hebt weg en volg mij. De man had het er moeilijk mee, hij kon dat niet. Hoe vaak heb ik gepreekt over dat thema en geconstateerd hoe moeilijk het voor ons mensen is, om alles in dit leven los te laten. Nu, in deze situatie, ontdekte ik zelf ook, hoe gehecht je nog kunt zijn aan je leven en aan alles wat je daarin hebt opgebouwd. Ik was nog lang niet zover om alles los te laten. Ik weet wel, dat ik na mijn dood thuis kom, dat geloof ik van harte. Dat ik blij zou moeten zijn en naar dat moment mocht uitzien, dat de Here Jezus op mij wacht, maar ik was niet blij, ik ben nog niet zover. Vroeger speelde ik vaak buiten met mijn vriendjes. Op het veld naast onze flat voetbalden we dan. Totdat ik geroepen werd om thuis te komen eten. Daar had ik eigenlijk helemaal nog geen zin in, we waren nog net zo lekker aan het voetballen. Dat gevoel kwam weer terug. Je bidt, Heer blijf bij mij. Hou mij vast, maar eigenlijk bid je ook, dat je nog mag leven.
Na het onderzoek is het wachten op de uitslagen. Gewoon doorgaan met de dingen waar je mee bezig bent, had die dokter gezegd. Dat betekende voor mij gewoon mijn diensten in het Hospice blijven doen, hoe confronterend dat nu ook kon zijn. En mijn spreekbeurten op de zondagmorgen blijven invullen, De diensten in het Hospice bestaan uit het aandacht geven aan de gasten die hier verblijven. Medemensen, je naasten, die aan het einde van hun leven zijn gekomen en die we het in die laatste fase zo comfortabel mogelijk mogen maken. Zorgen voor hun eten en drinken, een beetje verzorgen, en aandacht geven aan de mensen. Luisteren! Mensen met allerlei gevoelens. Mensen die vertellen van hun leven en hoe ze zich nu voelen. Naast die aandacht voor de mensen, gaan hier tussen door je eigen gedachten en kunnen woorden van mensen dichtbij komen.
Elke zondagmorgen probeerde ik zo goed mogelijk de diensten in te vullen. In een tijd van verkillende liefde, probeerde ik zoveel mogelijk te preken over Gods liefde voor ons en hoe wij daaruit mogen leven. wat de consequentie daarvan is. Dat we als kerk herkenbaar zijn door de onderlinge liefde. Ik ervoer de kracht om dit te blijven doen. Wel besloten om in de diensten op de zondagmorgen mee te delen wat me was overkomen. Ook degene die voorgaat heeft wel eens het gebed van de gemeente nodig. De reactie vanuit de verschillende gemeentes waren overweldigend. Wat een medeleven mocht ik in die tijd ervaren. Ik voelde me door alle gebeden gedragen. Wat is het een opsteker als een gemeente aanbiedt om tijdens je operatie een bidstond te houden. Dat ontroert me nog steeds. Nee, ik behoor zelf niet meer bij een gemeente. Hoewel ik altijd heb verkondigd dat een gemeente voor je geloofsleven belangrijk is, doe ik het op dit moment zonder. Dat gaat wel goed, zolang het leven mee zit. In deze situatie heb ik een gemeente gemist. Niemand die op bezoek kwam, je bemoedigde, samen met jou over je geloof praat, over je verwachtingen. Die samen met jou uit de bijbel leest en samen met je bidt. Dat maakte het nog meer bijzonder dat ik een gemeenschap van mensen om me heen voelde, die een plaatselijke gemeente oversteeg. Die onderlinge liefde werd hierin voor mij duidelijk. Ook hierin zorgde God!
Zo kwam de dag van de uitslag van de onderzoeken en hoe de behandeling verder zou gaan. We zaten tegenover een dokter, Loes en ik. De dokter begon te vertellen over de operatie en hoe dat allemaal zou gaan. We keken elkaar aan, hoorden we dat nou goed? Daarna keek ik de dokter aan. Een operatie, betekent dat, dat ik niet doodga? Hij keek me aan. Nee hoor, zei hij, je kunt beter geen kanker hebben, maar als je het dan toch hebt, dan heb jij het wel op de meest gunstige plek zitten. We gaan de kanker operatief verwijderen. Dan komt de opluchting en rollen de tranen over je wangen. Alle opgebouwde spanningen vallen ineens van je af. Er is ineens weer hoop! De dokter vertelt hoe alles in zijn werk gaat, over mogelijke complicaties, een eventuele vervolgbehandeling na de operatie. Maar je hoort het allemaal niet meer zo goed. Je realiseert je maar één ding, ik mag verder leven. Ons huwelijk mag nog een tijdje doorgaan. De dood zou nog geen scheiding brengen. Ik moest terug denken aan dat gebed van een paar weken geleden, aan die geruststellende gedachten daarna, dat het allemaal wel goed zou komen. Aan de vragen die ik had naar God bij de slechte uitslag. God was trouw aan Zijn Woord gebleken, het kwam allemaal goed. Alleen, anders dan ik had verwacht. en oo zijn tijd. Wat ben ik toch kleingelovig.
Het duurde ongeveer vier weken voor ik werd geopereerd. De rollercoaster klom omhoog voor een laatste looping. En in de tijd van wachten, moest ik mijn conditie op een zo goed mogelijk peil brengen. Want, had de chirurg gezegd, hoe beter je conditie, hoe kleiner de kans op complicaties. In tussen probeer je gewoon door te leven. Maar wel met het besef, dat er iets in je lichaam zit, wat er niet hoort, wat alleen maar kwaad kan aanrichten. Dat zou een mooi thema zijn voor een preek, bedacht ik me. In die tijd van wachten herinnerde ik me een gesprek wat ik ooit met iemand had, tijdens mijn opleiding. Hij had een hersentumor en moest regelmatig chemokuren ondergaan waar hij doodziek van werd. Hij wist dat hij niet oud zou worden. Maar het was een man met een diep geloof. In een gesprek vertrouwde hij mij toe, Jan, elke keer als ik op dat bed lig, voor zo'n kuur, zie ik, tussen al die mensen om mijn bed, ook een engel staan. Hij staat aan het voeteneind en kijkt mij aan. En hij is net zo echt, als jij hier bij mij zit. God waakt over mij. Het had zoveel indruk op me gemaakt, dat ik dat nooit meer ben vergeten. En in de aanloop naar die operatie kwam dat gesprek weer bij me terug. Zou ik ook een engel zien staan, tussen al die mensen?
Dan komt de dag van de operatie. Ik had er niet tegen op gezien. Het voelde eerder aan als een dag van bevrijding. Eindelijk zou het kwaad uit mijn lijf worden gehaald. Met mijn koffertje kwam ik aan in het ziekenhuis, kreeg een kamer en een bed toegewezen en moest operatiekleren aantrekken. Daar moest ik wachten totdat ik werd opgehaald voor de operatie. Na een uurtje wachten was het zover. Met het bed werd ik naar de operatiekamer gereden. Hier werd ik vol gestopt met naalden en allerlei andere dingen. Voelde me klein worden toen ik de OK binnen werd gereden. Hier werd ik gerust gesteld. Hier kon ik niet anders dan mijn vertrouwen leggen in de handen van al die mensen, maar zeker ook in Gods handen. Ik viel in een diepe slaap en toen ik weer bij kwam, was het allemaal achter de rug. De narcose had z'n werk gedaan en was nog steeds bezig uit te werken. Ik voelde me verward. Dat kwam door de narcose vertelden mensen mij later. Maar ik denk ook dat het kwam door de dankbaarheid en de blijdschap. Ik was blij, miste Loes. Ik wilde dit moment zo graag met haar delen. Maar ik moest nog wakker worden uit die diepe slaap. Nee, ik had die engel niet gezien bij de operatie, tenminste, ik kan het me niet herinneren. Maar één ding weet ik zeker, engel of geen engel. God had over mij gewaakt.
Een week later kreeg ik te horen dat de operatie goed was gegaan en alle kanker uit mijn lijf was gehaald. Dat er ook geen sporen meer waren van een mogelijke uitzaaiing. Ik ben weer genezen. Het kwaad is uit mijn lijf. Het verdere herstel heeft z'n tijd nodig en vraagt veel geduld. Deze drie maanden van dit jaar, ze waren een rollercoaster. We gingen door een dal van diepe duisternis, waar we mochten er uit klimmen. We mogen samen nog een tijdje verder leven! God dank!
Natuurlijk, ik besef heel goed dat ik “geluk” heb gehad. Het had ook heel anders kunnen gaan. God verhoort niet altijd alle gebeden op de manier zoals wij dat willen. Dan had alles heel anders verlopen. Bij mijn werk in het Hospice ontmoet ik de mensen bij wie het anders is gegaan. Mensen die geloven en mensen die niet geloven. Mensen met hun angsten en hun zekerheden. Mensen die één ding gemeen hebben, ze moeten het leven en alles wat ze daarin hebben opgebouwd loslaten. Het is een voorrecht om deze mensen te mogen ontmoeten. Elke keer opnieuw laten ze mij beseffen dat het leven geen vanzelfsprekendheid is. Het maakt mijn dankbaarheid groter en mijn geloof dieper.